Het recht van retentie

Het retentierecht (art. 3:290 BW e.v.) betreft de bevoegdheid van een schuldeiser om de verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten, totdat zijn vordering is voldaan. Met name in de bouw is het retentierecht een veelvuldig toegepast zekerheidsrecht (lees: drukmiddel) om betaling veilig te stellen.

Ook in andere branches, denk aan automotive/garagebedrijven, expediteurs (Fenex-voorwaarden), opslagverhuurbedrijven, etc. is het retentierecht een veelvuldig gebruikt instrument om betaling van een vordering af te dwingen. In een recent arrest van het Hof den Bosch van 29 maart 2016, werd bovendien de reikwijdte en toepassing van het retentierecht verder uitgebreid. Reden om weer eens kort stil te staan bij de werking van het retentierecht, de toepassing ervan en de laatste stand van zaken naar aanleiding van het arrest van het Hof den Bosch.

Het retentierecht wordt ingeroepen door de feitelijke macht over de betreffende zaak uit te oefenen. Kort gezegd bij goederen, de weigering tot afgifte van het betreffende goed. In geval van bijvoorbeeld onroerende zaken, door toegang tot de bouwplaats te weigeren (plaatsen van hekken, e.d.). Voorwaarde voor het retentierecht is voldoende samenhang tussen de vordering die de schuldeiser heeft en de verplichting tot afgifte van de betreffende zaak. Daarvan is in elk geval sprake als beide verplichtingen uit dezelfde rechtsverhouding (c.q. overeenkomst) voortvloeien, maar dat is niet per se noodzakelijk.

De retentor heeft het recht om zich met voorrang te verhalen op de onder zich gehouden zaak, boven alle andere rechthebbenden tegen wie het retentierecht kan worden ingeroepen. Dit, ongeacht of de schuldenaar eigenaar is van de zaak. Het retentierecht kan ook na (c.q. in) een faillissement worden uitgeoefend jegens de curator. Evenzo kan het retentierecht tegen (andere) beperkt gerechtigden als hypotheek- en/of pandhouders worden ingeroepen.

Het retentierecht kan worden ingeroepen zowel tegen derden met een later verkregen (jonger) recht, maar ook tegen derden met een ouder recht. Ten aanzien van oudere rechten geldt dat de retentor het retentierecht mag uitoefenen als de schuldenaar bevoegd de overeenkomst is aangegaan, althans de schuldeiser daar niet aan hoefde te twijfelen. Voor wat

betreft het later verkregen ‘jongere’ recht, geldt dat conform jurisprudentie van de Hoge Raad het ‘kenbaarheidsvereiste’ geldt, hetgeen impliceert dat de retentor voldoende duidelijk kenbaar maakt dat hij feitelijke macht over de zaak uitoefent.

Pieter van Oord
Advocaat
La Gro Advocaten, Alphen aan den Rijn
www.lagrolaw.nl

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *